Ga naar hoofdinhoud

Het ministerie van VWS is een landelijke publiekscampagne gestart over de laatste levensfase. Daarmee wil het ministerie mensen die ongeneeslijk ziek zijn en hun naasten helpen om te praten over hun naderende levenseinde en de zorg die ze wensen.

Goede en volledige informatie kan mensen die ongeneeslijk ziek zijn in de laatste levensfase helpen om minder bang of bezorgd te zijn. Van belang is dat zij kunnen praten over hun naderende levenseinde en de zorg die ze wensen. Zodat mensen hun laatste levensfase zo goed mogelijk kunnen doormaken. Om mensen daarbij te helpen, lanceerde het ministerie van VWS de website ‘Over palliatieve zorg‘.

Deze website geeft informatie over verschillende soorten palliatieve zorg, over hoe zorg en ondersteuning wordt geregeld en welke organisaties kunnen helpen bij palliatieve zorg. Op de website staan praktische tips over hoe mensen stapsgewijs onderwerpen kunnen bespreken met familie, vrienden of de huisarts. Er is informatie te vinden over overwegingen en het maken van keuzes. Maar ook het schrijven van een wilsbeschikking. Ook vertellen mensen die zelf in de laatste levensfase zijn hun verhaal.

Het kabinet wil dat mensen “tijdiger het gesprek aangaan”, licht minister Hugo de Jonge toe in een interview met Trouw. “Het gebeurt vaak te laat en te vaak niet.” En hij vervolgt: “Het gesprek over de laatste levensfase is moeilijk. Het lijkt niet te passen in onze vluchtige samenleving. Maar het is ontzettend belangrijk dat we de dood de plek geven die hij verdient, als volwaardig onderdeel van het leven. Ik zou willen dat mensen veel eerder nadenken over wat ze willen.”
De boodschap van de campagne is: “Ik heb te horen gekregen dat ik dood ga. Maar tot die tijd leef ik.”

Met de campagne wil het kabinet bereiken dat patiënten, naasten en het algemene publiek weten wat palliatieve zorg is, wat het inhoudt en waar zij terecht kunnen voor hulp, ondersteuning en verdere informatie. In de campagne ligt de nadruk op de vraag: wat wil iemand verder in de laatste levensfase en hoe kan het gesprek daarover met naasten op gang komen.

Back To Top